Op 1 januari 2013 is de “wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” in werking getreden. Dit houdt onder andere in dat er strenger tegen arbo-overtredingen wordt opgetreden.
Normbedragen gelden voor bedrijven met meer dan 500 medewerkers. Voor bedrijven met minder medewerkers geldt het volgende percentage:
- bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;
- bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;
- bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;
- bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;
- bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procen
- bedrijven of instellingen met 250 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.
De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meer dan 1 overtreding, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Voor de berekening van de op te leggen boete aan werknemers wordt aangesloten bij de correctie van de boetenormbedragen voor bedrijven of instellingen met minder dan vijf werknemers. Op grond van het zesde lid bedraagt de bestuurlijke boete die per boetebeschikking aan een werknemer kan worden opgelegd maximaal € 450.
In het geval van zware overtredingen, wordt het normbedrag vermenigvuldigd met twee.
Bij arbeidsongevallen die tot de dood hebben geleid en waarbij een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving de directe aanleiding tot het ongeval was, wordt het boetenormbedrag dat bij die overtreding behoort met een factor vijf vermenigvuldigd.
Bij arbeidsongevallen die tot blijvend letsel of een ziekenhuisopname hebben geleid en waarbij een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving de directe aanleiding tot het ongeval was, wordt het boetenormbedrag dat bij die overtreding behoort met een factor 4 vermenigvuldigd.
Indien meer dan tien, respectievelijk meer dan vijftig werknemers aan een niet-administratieve overtreding zijn blootgesteld wordt het normbedrag vermenigvuldigd met anderhalf, respectievelijk twee.
MATIGING
Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en achtereenvolgens leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag:
1°. indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden waarbij de overtreding zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd, een veilige werkwijze heeft ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van de Arbeidsomstandighedenwetgeving, deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld en
de verdere nodige maatregelen heeft getroffen wordt de bestuurlijke boete gematigd met eenderde;
2°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, wordt de bestuurlijke boete gematigd met nog eenderde; en
3°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.
Let op !!! Het gaat er echter niet om dat er een (schriftelijke) risico-inventarisatie is gemaakt, maar dat met betrekking tot het in het geding zijnde feit de risico’s zijn geïnventariseerd, en op grond daarvan een veilige werkwijze is ontwikkeld, deugdelijke arbeidsmiddelen en pbm’s ter beschikking zijn gesteld en verdere passende maatregelen zijn genomen. Dat dit het geval is, kan ook blijken uit de veilige werkwijze, de verstrekte arbeidsmiddelen, pbm’s of instructies.
relevante artikelen:
http://www.arboinspectie.nl/regelgeving/
Lees ook: https://www.arbeidsveiligheid.net/sites/default/files/tools/het-nieuwe-arboboetebeleid.pdf
Artikel 1. Boeteoplegging geldend van 23-07-2019
1. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overtredingen, te weten:
a. een zware overtreding (ZO), oftewel een overtreding die in de bijlage als ZO is aangemerkt en waarvoor direct een boete wordt gegeven;
b. een overtreding met directe boete (ODB), oftewel een overtreding die in de bijlage als ODB is aangemerkt en waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven; en
c. een overige overtreding (OO), oftewel een overtreding die in de bijlage als OO is aangemerkt en waarvoor eerst een waarschuwing of een kennisgeving van een eis tot naleving wordt gegeven, of een eis tot naleving wordt gesteld, en pas nadat dezelfde of een soortgelijke overtreding opnieuw wordt geconstateerd, wordt overgegaan tot boeteoplegging.
2. Hiernaast geldt in deze beleidsregel als overtreding met directe boete de overtreding die de directe aanleiding is geweest voor een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet.
3.
a. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbeidsomstandighedenwet worden zeven categorieën normbedragen onderscheiden, te weten:
i. 1°. het 1e normbedrag € 340;
ii. 2°. het 2e normbedrag € 750;
iii. 3°. het 3e normbedrag € 1500;
iv. 4°. het 4e normbedrag € 3000;
v. 5°. het 5e normbedrag € 4500;
vi. 6°. het 6e normbedrag € 9000;
vii. 7°. het 7e normbedrag € 13500;
b. In afwijking van onderdeel a wordt voor het door een werkgever niet onverwijld melden van een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en waarbij de toezichthouder geen onderzoek meer kan verrichten, een boetenormbedrag opgenomen van € 50000.
4. Overtredingen die meermalen voorkomen, kunnen maximaal drie keer in de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete worden meegenomen.
5. De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meer dan één overtreding, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
6. De bestuurlijke boete die per boetebeschikking aan een werknemer kan worden opgelegd, bedraagt maximaal € 450.
7. In de bijlage bij deze beleidsregel is per artikel, artikellid of onderdeel daarvan, dat is aangemerkt als overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet, aangegeven welk categorie normbedrag zal worden opgelegd en om welk type overtreding het gaat.
a. Tevens is in de bijlage aangegeven voor welke overtredingen een boete aan een werknemer kan worden opgelegd.
8. De in het derde lid genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang geldt het volgende:
a. bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;
b. bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;
c. bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;
d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;
e. bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procent;
f. bedrijven of instellingen met 250 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.
g. Een al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerd normbedrag is het uitgangsbedrag voor eventuele verdere boeteberekening.
h. Bij overtredingen begaan door anderen dan de werkgever, te weten: de opdrachtgever, de ontwerpende partij en de uitvoerende partij bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt niet gecorrigeerd naar het aantal werknemers. In dat geval zijn de in de bijlage genoemde normbedragen uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete.
i. Bij overtredingen begaan door bedrijfsartsen en deskundige personen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, worden de in de bijlage, Tarieflijst, onderdeel Arbowet, bij artikel 14, tweede en derde lid, genoemde normbedragen gehanteerd voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete.
j. Bij overtredingen begaan door werknemers of zelfstandigen geldt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete een normbedrag dat is gecorrigeerd voor bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers of zelfstandigen.
9.
a. Voor de boeteberekening van overtredingen geconstateerd op locaties of in filialen, wordt als bedrijfs/instellingsgrootte het aantal werknemers van de gehele juridische eenheid gehanteerd;
b. Voor een bestuurlijke boete die wordt opgelegd aan degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn wordt voor de bedrijfsgrootte uitgegaan van het aantal vrijwilligers dat ten tijde van de overtreding werkzaam was op de locatie waar de overtreding heeft plaatsgevonden. Indien bij degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn, ook werknemers werkzaam zijn, wordt voor de bedrijfsgrootte uitgegaan van het totaal aantal werknemers en vrijwilligers.
10. Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en leiden tot verhoging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag:
a. bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood of uitzonderlijk ernstig blijvend letsel worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen vermenigvuldigd met vijf;
b. bij een arbeidsongeval dat leidt tot blijvend letsel worden de boetenormbedragen van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd:
i. bij ernstig blijvend letsel met vier;
ii. bij matig blijvend letsel met drieënhalf;
iii. bij licht blijvend letsel met drie;
c. bij een arbeidsongeval dat leidt tot een ziekenhuisopname worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd, waarbij onder het begrip ‘nacht’ wordt verstaan het tijdvak gelegen tussen 24.00 en 06.00 uur;
i. bij een ziekenhuisopname van zeven nachten en meer met vier;
ii. bij een ziekenhuisopname van twee nachten en meer, maar minder dan zeven nachten, met drieënhalf;
iii. bij een ziekenhuisopname van minder dan twee nachten met drie;
d. in aanvulling op de onderdelen b en c, wordt in het geval van een combinatie van de factoren ‘blijvend letsel’ en ‘ziekenhuisopname’ de hoogst toepasselijke vermenigvuldigingsfactor toegepast;
e. in het geval van een zware overtreding (ZO), wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met twee;
f. indien meer dan tien, respectievelijk meer dan vijftig werknemers aan een niet-administratieve overtreding zijn blootgesteld wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met anderhalf, respectievelijk twee.
11. Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
12. Als werkgever in de zin van het elfde lid wordt mede begrepen degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn.
13. Bij de vaststelling of sprake is van herhaling van dezelfde of soortgelijke overtredingen wordt bij zelfstandig opererende nevenvestigingen van rechtspersonen gehandeld alsof deze afzonderlijke ondernemingen zijn.
14. Indien rechtspersonen langer dan zes aaneengesloten maanden op dezelfde bouwlocatie werkzaamheden verrichten, wordt die bouwlocatie beschouwd als nevenvestiging als bedoeld in het dertiende.
15. Het dertiende en veertiende lid zijn niet van toepassing op ernstige overtredingen, als bedoeld in artikel 9.10a, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
16. In aanvulling op of in afwijking van de leden drie tot en met vijf en zeven tot en met elf, kan het bedrag van de boete worden verhoogd of verlaagd totdat deze evenredig is en daarmee passend en geboden.
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving gewijzigd
19 september 2019
Per 23 juli 2019 is de beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving gewijzigd, naar aanleiding van jurisprudentie van de Raad van State. De wijziging houdt in dat de Inspectie SZW bij arbeidsongevallen die leiden tot letsel en ziekenhuisopname voor de hoogte van de boete meer kijkt naar de ernst en de duur van het letsel en de duur van de ziekenhuisopname. Daarbij gaat zij uit van het letsel en/ of de ziekenhuisopname zoals opgenomen in het boeterapport. Verder wordt ook de tarieflijst van de beleidsregel aangepast. Deze wijziging is bedoeld om het sanctiebeleid m.b.t. het niet voldoen aan de verplichtingen risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) aan te scherpen. Voor meer informatie zie http://www.awvn.nl/nieuws/beleidsregel-boeteoplegging-arbo-wetgeving-aangescherpt/.
De ‘Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving’ (hierna: de Beleidsregel boeteoplegging) beschrijft de wijze waarop een Arboboete moet worden berekend. Hiervoor is in de Beleidsregel boeteoplegging een vast stramien opgenomen. In de praktijk valt op dat de minister in een boetebeschikking geen uitleg geeft welke berekening hij toepast en hoe hij tot een bepaald boetebedrag komt. Hierdoor is het voor de asbestsaneerder totaal niet duidelijk hoe de hoogte van een opgelegde boete is bepaald.
In dit artikel wordt stapsgewijs uitgelegd hoe een Arboboete wordt berekend.
STAP 1: Bepalen boetenormbedrag
De berekening begint met een boetenormbedrag. De boetenormbedragen zijn in de Beleidsregel boeteoplegging onderverdeeld in zeven categorieën, variërend van € 340,- tot € 13.500,-. Tot welk boetenormbedrag een specifieke overtreding behoort, is vastgelegd in de ‘Tarieflijst bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwetgeving’. Deze lijst is een bijlage van de Beleidsregel boeteoplegging. Afhankelijk van een aantal factoren wordt dat normbedrag vervolgens verhoogd en/of verlaagd.
STAP 2: Correctie naar bedrijfsgrootte
Na vaststelling van het betreffende normbedrag, wordt dat bedrag vervolgens naar bedrijfsgrootte gecorrigeerd. Dit volgt uit artikel 1 lid 8 van de beleidsregel. De correctie varieert van 10% tot 100% van het normbedrag en is afhankelijk van het aantal werknemers van het bedrijf. Zo geldt voor bedrijven of instellingen met 10 tot 39 werknemers dat zij 30% moeten betalen van het normbedrag.
STAP 3: Verhogende omstandigheden
Een boete leidt in de eerste plaats tot verhoging als sprake is van recidive. Deze recidivetermijn is sinds 2013 verlengd. Wanneer sprake is van recidive, wordt bepaald door artikel 34 lid 5 Arbowet. Het komt erop neer dat binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan een overtreding, een soortgelijke overtreding is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is. In dat geval wordt de boete verdubbeld. En bij herhaalde recidive of recidive van een zogenaamde ‘ernstige overtreding’ verdrievoudigd. Verder bepaalt artikel 1 lid 8 Beleidsregel boeteoplegging dat bij arbeidsongevallen een aanzienlijk hogere boete wordt opgelegd. Bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met vijf. Bij blijvend letsel of een ziekenhuisopname wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met vier. Tot slot is het vijfde lid van artikel 1
Beleidsregel boeteoplegging van belang. Daaruit volgt dat bij meerdere overtredingen van het Arbobesluit de boetebedragen bij elkaar kunnen worden opgeteld. Cumulatie van boetes is op grond van de beleidsregel dus toegestaan.
‘Kortom: bepaalde overtredingen
leiden in de praktijk altijd tot een
verdubbelde boete’
Verder wordt in de tarieflijst nog een belangrijk onderscheid gemaakt tussen een zware overtreding (hierna: ‘ZO’), een overtreding met directe boete (hierna: ‘ODB’) en een overige overtreding (hierna: ‘OO’). Er is uitsluitend sprake van een ZO als is voldaan aan de omschrijving die staat vermeld in de voetnoten van de Tarieflijst. Ingevolge artikel 1 lid 10 Beleidsregel boeteoplegging wordt de boete dan verdubbeld. Is niet voldaan aan de omschrijving in de voetnoot, dan geldt de overtreding als een OO. In dat geval ontvangt de werkgever eerst een waarschuwing en kan dus niet direct een boete volgen. Wat opvalt is dat in veel gevallen de tekst in de voetnoten hooguit redactioneel verschillen, maar inhoudelijk niet afwijken van de desbetreffende norm in het Arbobesluit. Als voorbeeld noem ik
‘Vooral over de matigingsgronden is het afgelopen jaar
een hoop te doen geweest. Dit heeft er onder meer toe
geleid dat de minister de matigingsgronden korte tijd
uit de beleidsregel heeft geschrapt’
de voetnoten bij de artikelen 4.45 en 4.48a Arbobesluit. Die voetnoten lijken dan ook eerder een nadere toelichting op de betreffende norm. Kortom: bepaalde overtredingen leiden feitelijk altijd tot een verdubbelde boete. Het is de vraag of de beleidsregel op dit punt redelijk is. Deze vraag ligt op dit moment voor aan de bestuursrechter.
STAP 4: Verlagende omstandigheden
Naast de zojuist besproken verhogende omstandigheden, voorziet de Beleidsregel boeteoplegging in een aantal factoren die (kunnen) leiden tot verlaging van de Arboboete. Deze factoren worden ook wel matigingsgronden genoemd. Vooral over de matigingsgronden is het afgelopen jaar een hoop te doen geweest. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de minister de matigingsgronden korte tijd uit de beleidsregel heeft geschrapt. Zowel de oude beleidsregel (Beleidsregel 33) als de in 2013 in werking getreden Beleidsregel boeteoplegging bevatten een drietal gronden voor matiging. Deze matigingsgronden konden alleen cumulatief tot verlaging van de boete leiden. Dit houdt in dat pas tot matiging kon worden overgegaan indien geheel was voldaan aan de (veelomvattende) opsomming van factoren in de eerste matigingsgrond. Daarnaast was toepassing van de tweede en derde matigingsgrond afhankelijk van de vraag of aan de voorafgaande matigingsgrond(en) geheel was voldaan. In een tweetal belangrijke uitspraken oordeelde de hoogste bestuursrechter dat het zogenaamde cumulatieve karakter van de matigingsgronden onredelijk is. Naar aanleiding van die uitspraken schrapte de minister op 3 september 2015 de matigingsgronden uit de beleidsregel. Op 18 december 2015 introduceerde hij vervolgens in een vernieuwde beleidsregel nieuwe matigingsgronden. Daarin laat de minister onder meer het cumulatieve karakter varen. Bovendien zijn de matigingsgronden nu onderverdeeld in een viertal (vergelijkbare) factoren die ieder kunnen leiden tot een verlaging van 25% van het boetenormbedrag.
STAP 5: Algehele evenredigheidstoets
Hiervoor is besproken op welke wijze een Arboboete wordt berekend. Het is echter vaste rechtspraak dat een beleidsregel de minister geenszins ontslaat van haar verplichting om daarnaast telkens te toetsen of het bij beleidsregel berekende boetebedrag evenredig is. De minister moet zich met andere woorden telkens afvragen of de bij de Beleidsregel boeteoplegging berekende boete wel redelijk is. Zowel in uitspraken van de Afdeling als van de rechtbanken zijn recente voorbeelden te vinden waarin de bestuursrechter de opgelegde Arboboete matigde omdat de boete in strijd werd geoordeeld met artikel 5:46 lid 2 Awb.
Tot slot
In dit artikel heb ik voor u uiteen gezet op welke wijze een Arboboete wordt berekend. Ook heeft u kunnen lezen dat de bestuursrechter onder andere de hoogte van die boete zeer kritisch toetst. Ook als de Beleidsregel boeteoplegging geen aanleiding geeft tot matiging, kan een heel palet aan omstandigheden alsnog leiden tot matiging door de bestuursrechter. Veel saneringsbedrijven – zo leert de praktijk – verrichten veel inspanningen om goede arbeidsomstandigheden te creëren voor haar werknemers. Desondanks kan het voorkomen dat zij toch worden geconfronteerd met een Arboboete. Ook kan de Arboboete leiden tot (preventieve) stillegging en ‘naming and shaming’ op de website van de Inspectie SZW. Hierover zal ik u in een volgend artikel bijpraten. Laat een boete altijd toetsen door een jurididsch specialist.
Bent u benieuwd naar de kritiek van de bestuursrechter
op de oude matigingsgronden? Lees dan
de uitgebreide versie van dit artikel op
http://www.asbestmagazine.nl/vakblad
Boeteregels voor overtreding Arbowet vernieuwd
De zogenoemde matigingsgronden zijn onlangs aangepast. Deze kunnen ervoor zorgen dat een bestuurlijke boete voor een overtreding van de Arbowet wordt verlaagd. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageert hiermee op een uitspraak van de Raad van State. Vorig jaar beoordeelde de Raad van State de systematiek voor boetematiging namelijk als onrechtvaardig.
De systematiek hield in dat drie inspanningen (matigingsgronden) tot een lagere boete konden leiden. Als het een ondernemer lukte om aan te tonen dat hij één van de inspanningen had verricht, kon dit de boete voor de overtreding van de Arbowet met een derde verlagen. Er gold een volgorde: wie de eerste inspanning niet had verricht, kwam niet in aanmerking voor matiging op basis van de tweede of derde grond. Die verplichte volgorde is nu verdwenen.
Boeteverlaging van 25% per maatregel uit Arbowet
De volgorde is uit de arbeidsomstandighedenwetgeving gehaald. Ook is de eerste matigingsgrond in tweeën gedeeld, waardoor u zich als ondernemer bij een boete nu op vier inspanningen kunt laten beoordelen. Voor elke grond waar u aan voldoet, geldt een verlaging van 25% (een boete kan dus met 100% gereduceerd worden):
Andere redenen matiging boete ook nog mogelijk
Bovenstaande opsomming is niet limitatief: in de Algemene Wet Bestuursrecht is geregeld dat een boete ook te verlagen is vanwege feiten in het specifieke geval. Keerzijde van de medaille is dat er ook verhogingen mogelijk zijn. Zo wordt het boetenormbedrag – er geldt per type overtreding een boetenorm – vermenigvuldigd met vijf als de overtreding tot een dodelijk bedrijfsongeval heeft geleid.
Het voorkomen van een boete is natuurlijk altijd het beste. Echter een goed Arbobeleid is helaas nog steeds geen garantie dat er niet iets fout kan gaan. Het is dan wel goed om te weten dat een goed arbobeleid nu sterker en eerlijker meetelt bij het eventueel verlagen van de uiteindelijke boete.
Bron: NOA.
Zero-tolerance in Arboland, wijziging arbeidsomstandighedenwet14 februari 2014
Arthur van Rossem
Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Deze wet brengt wijziging in de regeling van de bestuurlijke boete in de Arbeidsomstandighedenwet.
Boete maximaHet niet naleven van de belangrijkste verplichtingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit is als ‘overtreding’ aangemerkt. Denk aan het voeren van een arbobeleid, het opstellen van een risico inventarisatie & evaluatie en het melden van bepaalde arbeidsongevallen. Voor deze overtredingen kan nu een boete worden opgelegd van maximaal EUR 81.000. Voor overtreding van bepaalde arboregels gericht op het voorkomen en beperken van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, kan zelfs een maximale boete worden opgelegd van EUR 810.000.
BoetenormbedragenIn de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving zijn boetenormbedragen opgenomen variërend van EUR 340 tot EUR 13500. Deze bedragen vormen het uitgangspunt voor de berekening van op te leggen boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Kleinere bedrijven betalen een percentage hiervan, variërend van 10% tot 80%. Een aantal factoren resulteren in verhoging van het normbedrag. Zo wordt het normbedrag bij een dodelijk arbeidsongeval vermenigvuldigd met vijf, in geval van blijvend letsel of een ziekenhuisopname met vier. In geval van een zware overtreding wordt het normbedrag verdubbeld. Hiertegenover staan drie, achtereenvolgens toe te passen, matigingsfactoren. Indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden voldoende heeft geïnventariseerd, wordt de boete gematigd met een derde. Indien hij bovendien aantoont dat voldoende instructies zijn gegeven, wordt de bestuurlijke boete gematigd met nog een derde. Indien de werkgever, tenslotte, aantoont dat hij ook adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen boete opgelegd. Uit de rechtspraak blijkt dat een beroep op de matigingsfactoren niet gauw wordt gehonoreerd. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 8 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2).
RecidiveDe op te leggen boete wordt met 100% verhoogd, indien binnen vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding is geconstateerd. Hierbij gaat het niet alleen om overtreding van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod, maar ook om overtreding van (bepaalde) soortgelijke verplichtingen en verboden. In geval reeds tweemaal een eerdere (soortgelijke) overtreding is geconstateerd wordt de boete met 200% verhoogd. Bovendien geldt voor ernstige overtredingen nu een recidivetermijn van 10 jaar.
Preventieve stilleggingAls sluitstuk krijgen de toezichthouders de mogelijkheid om – na waarschuwing – bij de tweede of derde overtreding werkzaamheden preventief stil te leggen voor een maximum duur van drie maanden (artikel 28a Arbowet). Omdat preventieve stillegging een zeer ingrijpende maatregel is, vergt dit een gedegen belangenafweging. Hierbij kunnen de maatschappelijke en economische gevolgen van het stilleggen een rol spelen, maar ook de positie van de werknemers.
ResuméAlles overziend kan met recht gesproken worden over ‘zero-tolerance’! Omdat opzet of schuld veelal niet vereist is, zal overtreding van de arboregels gauw gegeven zijn. En dat zal veelal direct in een boete resulteren. Met name bij ‘zware overtredingen’ of arbeidsongevallen zijn de op te leggen boetes (na verhoging) aanzienlijk. Genoeg reden dus om extra aandacht te besteden aan de naleving. Ook in Arboland geldt: voorkomen is beter dan genezen.
Auteur: Arthur van Rossem