Tijdelijke randbeveiliging

bron: Inspectie SZW

In situaties bij valgevaar op de arbeidsplaats, waarbij (tijdelijke) randbeveiliging het valgevaar dient tegen te gaan. Wat kan worden verstaan onder doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.

Algemeen

De Arbeidsomstandighedenwetgeving geeft in art 3.16 van het Besluit aan welke inspanningsverplichting er op de werkgever rustten om het valgevaar bij werkzaamheden op hoogte tegen te gaan. In deze bepaling wordt, in het eerste lid, een veilige werkvloer (steiger, stelling cq bordes) voorgeschreven waarbij het valgevaar wordt tegengegaan door doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.

Gevaren en risico’s arbeidsmiddel (en arbeidsplaats)

Vallen van hoogte is een van de prominente “acuut” optredende gevaren die op de arbeidsplaats leiden tot ernstig lichamelijk letsel. In Nederland overlijden jaarlijks gemiddeld 15 tot 20 werknemers als gevolg van een val van hoogte tijdens het werk en worden er gemiddeld ongeveer 1.200 werknemers opgenomen in het ziekenhuis. Velen van hen hebben blijvend letsel als gevolg van die val. 

Dan volgt natuurlijk de vraag vanaf welke hoogte moeten er maatregelen worden genomen. Uit onderzoek van de gezondheidsraad is gebleken dat bij vallen van hoogte geen veilige grenswaarde te benoemen is  (ISBN: 978-90-5549-985-4). Ook vallen van een “lage hoogte” kan leiden tot zeer ernstig letsel. De kans op vallen en de mate van letsel is afhankelijk van vele factoren. Grofstoffelijk zijn die factoren onder te verdelen in drie hoofdgroepen:

  • ​Werkgebonden factoren
    Welke werkzaamheden worden verricht en hoe moeten die worden verricht.​
  • Persoonsgebonden factoren
    De geestelijke een lichamelijke toestand van de werknemer.
  • Omgevinggebonden factoren  
    De feitelijke situatie op de arbeidsplaats​

Beheersmaatregelen

Om te bepalen of en van welke hoogte er beheersmaatregelen noodzakelijk zijn dient de werkgever voorafgaand aan de tijdelijke werkzaamheden op hoogte een risico-inventarisatie en -evaluatie aangaande de relevante factoren uit te voeren. In deze RI&E wordt beoordeeld hoe groot de kans op vallen (met letsel tot gevolg) is. Op basis van die RI&E dient hij passende beheersmaatregelen te nemen.

In dit artikel gaan we dieper in op de collectieve beheersmaatregel “doelmatige hekwerken, leuningen” bij tijdelijke werkzaamheden op hoogte. Of in dit geval anders gezegd “tijdelijke (vloer)rand afscheidingen”.

Stand van de Wetenschap en professionele dienstverlening

De huidige stand van de wetenschap aangaande tijdelijke (vloer)randbeveiliging is opgenomen in de NEN-EN-13374
In deze norm zijn een aantal uitgangspunten gedefinieerd en een aantal toe te passen grenswaarden omschreven. 

Als referentiekader kan de ingetrokken beleidsregel 3.16 derde lid ook nog bruikbaar zijn. Met de komst van de Arbo-catalogi is deze beleidsregel ingetrokken. Maar het betreft nog wel een wetenschap die toepasbaar is.

De scoop van de EN-13374 is als volgt ingericht:

  • ​specificeert de vereisten en testmethoden voor tijdelijke (vloer)randbeveiligingssystemen welke bedoeld zijn voor gebruik tijdens de bouw en/of onderhoud van gebouwen en andere constructies.
  • is van toepassing op tijdelijke (vloer)randbeveiligingssystemen voor vlakke en hellende oppervlakken en specificeert de vereisten voor drie klassen van tijdelijke (vloer)randbeveiliging.
  • specificeert de eisen voor energie-absorptie van tijdelijke (vloer)randbeveiligingen met een opvangfunctie (bijv. vallen en/of naar beneden glijden van een schuine/hellende oppervlakken).
  • omvat randbeveiligingssystemen:
    • a) die onder andere aan (tijdelijke) bouwkundige constructies zijn bevestigd
    • b) die gebaseerd zijn op zwaartekracht en/of wrijving op vlakke oppervlakken.
  • geeft uitdrukkelijk geen invulling/vereisten voor randbeveiligingssystemen die zijn bedoeld voor:
    • ​bescherming tegen impact van voertuigen of van andere mobiele arbeidsmiddelen,
    • bescherming tegen naar beneden glijden van losse materialen, sneeuw enz.,
    • bescherming van voor het publiek toegankelijke gebieden.

Deze norm is niet van toepassing op vloerrandbeveiliging op steigers die volgens EN 12811-1 en/of EN 1004 zijn gebouwd.

Let op: Het afwijken van de onderstaande, in de norm omschreven stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, maatregelen en/of maatvoering levert niet zondermeer een overtreding van de Arbowetgeving (art 3.16) op. Voor de Arbowetgeving geldt dat de toegepast​e hekwerken/leuningen doelmatig dienen te zijn. Dat kan betekenen dat er situationeel hogere eisen aan hekwerken en/of leuningen moeten worden gesteld dan in de EN-13374 norm zijn omschreven. Maar ook het omgekeerde kan aan de orde zijn. Het kan dus best zo zijn dat hekwerken en/of leuningen die niet voldoen aan de EN-13374 situationeel wel doelmatig zijn. 

Mate van weerstand tegen (val)impact op de (vloer)randbeveiliging

Tijdelijke (vloer)randbeveiligingen zijn beschikbaar in verschillende uitvoeringvormen en van verschillende materialen. In basis zijn de vloerrand beveiliggingen onder te verdelen in drie gebruiksklassen (A t/m C); Meer informatie over het gebruik van de klassen is te vinden in bijlage A van de norm​​. De verschillende klassen bieden van laag haar hoog meer weerstand tegen de krachten die op de vloerrandbeveiliging worden uitgeoefend.

Klasse A: bedoeld om uitsluitend weerstand tegen een statische belastingen te bieden, gebaseerd op de eisen om:

  • ​een persoon die op de bescherming leunt te ondersteunen of een houvast te bieden wanneer hij ernaast loopt; en
  • een persoon die naar de bescherming toe loopt of valt collectief tegen te houden.

Klasse B: bedoeld om uitsluitend weerstand tegen statische belastingen en geringe dynamische belasting te bieden, gebaseerd op de

vereisten om:

  • ​een persoon die op de bescherming leunt te ondersteunen of een houvast te bieden wanneer hij ernaartoe loopt; en
  • een persoon die naar de bescherming toe loopt of valt collectief tot stilstand te brengen
  • collectief een persoon tegen te houden die van een licht hellend oppervlak glijdt/valt.

Klasse C: bedoeld om weerstand tegen grote dynamische belasting te bieden, gebaseerd op de vereisten om:

  • collectief een persoon tegen te houden die (hoog) van een steil hellend oppervlak glijdt/valt.

De klasse waarin de (onderdelen van de vloer)randbeveiliging is ingedeeld staat op het product of in de gebruiksaanwijzing van het product vermeld.

Voorbeeld: EN-13374 – A

EN-13374 : staat voor het nummer van de norm

A                       : staat voor klasse (kan dus ook B of C zijn)

Welke klasse is waar/wanneer toe te passen:

Klasse A is toepasbaar als de hellingshoek kleiner is dan 10°.

Klasse B is toepasbaar als de hellingshoek kleiner is dan:

30° zonder een beperking van de invalhoogte, of;

60° met een invalhoogte minder dan 2 m.

Klasse C is toepasbaar als de hellingshoek ligt tussen:

30° en 45° zonder beperking van de invalhoogte, of;

​​45° en 60° en de invalhoogte minder dan 5 m bedraagt.

Toepassingsgebied grafisch weergegeven: 

Situaties met een steilere hellinghoek of een grotere invalhoogte vallen buiten de scoop van deze Infodoc (en de EN-13374)

Basisvereisten

Een randbeschermingssysteem dient minimaal te bestaan uit een hoofdreling (handleuning) en een tussenreling (knieregel). Er dient ook een kantplant (tegen vallende voorwerpen en markering van de rand) dan wel een voetregel (markering van de rand) te zijn geplaatst. De openingen dienen van die grootte te zijn dat “doorvallen” is voorkomen. Zo nodig dient, afhankelijk van de situatie, gebruik gemaakt worden van gaaswerk om doorvallen te voorkomen.

Alle onderdelen van het randbeschermingssysteem moeten zodanig zijn ontworpen en bevestigd aan de vaste constructie dat onopzettelijke/ongewilde verwijdering of verplaatsing van een van de onderdelen in welke richting dan ook tijdens het gebruik is voorkomen.

Uitvoeringsvormen van tijdelijke (vloer)randrandbeveiliging

Figuur 1 Voorbeeld van verschillende soorten en plaatsen van tijdelijke vloerrand beveiliging.

1 systeem met vloerrandklemmen 

2 vloerbevestigingssysteem

3 systeem met contragewicht 

4 balk(dak) klemsysteem 

5 kolomklemsysteem – vloerplaten en platte/licht hellende daken 

6 systeem met balkflensklemmen 

7 kolombevestigingssysteem

8 hekwerksysteem – schuin dak 

9 randbescherming op tijdelijke constructie

10 tijdelijke constructie (niet nader gedefinieerd)

Bron: EN-13374

Maatvoering van tijdelijke (vloer)randrandbeveiliging

Maatvoering (vloer)randbeveiliging klasse A

De verticale stand van een (vloer)randbeveiliging van klasse A mag niet meer dan 15° naar buiten of naar binnen afwijken van de loodlijn op het onderliggende werkoppervlak.

Indien een tussenleuning (knierregel) is aangebracht, dienen de tussenruimtes van een zodanig formaat te zijn dat een bol met een diameter van 470 mm niet door de bescherming heen kan, zie rechterzijde van bovenstaand figuur.

Indien er geen tussenleuning (knierregel) is toegepast of als deze niet doorlopend is (bv: gaas of raggelwerk) dient de vloerrandbeveiliging zodanig ontworpen/ingericht te zijn dat een bol met een diameter van 250 mm niet door de bescherming heen kan, zie linkerzijde van bovenstaand figuur.

Maatvoering (vloer)randbeveiliging klasse B

De verticale stand van een (vloer)randbeveiliging van klasse B mag niet meer dan 15° naar buiten of naar binnen afwijken van de loodlijn op het onderliggende werkoppervlak.

Elke opening in een vloerrandbeveiliging van klasse B dienen de tussenruimtes van een zodanig formaat te zijn dat een bol met een diameter van 250 mm niet de bescherming kan passeren.

Maatvoering (vloer)randbeveiliging klasse C

De helling van de randbescherming moet liggen tussen de verticale lijn AC van onderstaande figuur en een lijn loodrecht op het oppervlak, lijn BC. Openingen in de randbescherming van klasse C moeten zo zijn gedimensioneerd dat een bol met een diameter van 100 mm niet kan passeren.

De hoogte van de (vloer)randbeveiliging, voor zowel de klassen A, B en C, dient tenminste 1000mm, haaks gemeten op het onderliggende werkoppervlakte, te zijn. Zie onderstaande figuur.

Materialen van tijdelijke (vloer)randbeveiliging

In de regel worden de tijdelijke (vloer)randbeveiligingen geheel op gebouwd uit materialen die geheel vormvast zijn. Daarbij valt te denken aan elementen van staal-, aluminium-, hout- en/of harde kunststoffen. Gevoelsmatig wordt er bij deze materialen ervanuit gegaan dat deze materialen wel “sterk genoeg” zijn. Echter is controleren of deze wel voldoende weerstand bieden tegen vervorming (doorbuigen) geen overbodige luxe. 

Voor tijdelijke (vloer)randbeveiliging zijn ook minder vormvaste materialen toegestaan. Denk daarbij aan het toepassen van netten als (vloer)randbeveiliging. De materiaal vereisten voor dergelijke netten zijn opgenomen in de EN 12811-2. “Materiaaleisen voor netten”.

Indien materialen worden gebruikt, waarvan de eigenschappen in relatie tot de beoogde toepassing (vloerrandbeveiliging) niet in enige beschikbare norm worden gegeven, is een adequate beoordeling vereist om te bezien of wordt voldaan aan de doelstelling van art 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Een eenvoudige methode om dit, snel en eenvoudig, te bepalen is om een kracht van ongeveer 0,3kN (30kg) op (de meest ongunstige plaats op) de leuningdelen van de tijdelijke vloerrandbeveiliging uit te oefenen. De leuningdelen mogen dan niet meer dan 5,5 centimeter wijken/buigen, waarbij de openingen tussen de leuningdelen dan niet groter kan worden dan 47 centimeter. En er dan ook geen openingen ontstaan die ervoor zorgen dat er tussen het “leuningwerk” en de vloerrand door gevallen kan worden.

Spanbanden

Op de bouwplaats wordt met toenemende regelmaat tijdelijke (vloer)randbeveiligingen aangetroffen die met behulp van spanbanden zijn opgebouwd. Daarbij wordt vaak de vraag gesteld of dit is toegestaan.

Het antwoord daarop is dat zowel de Arbowetgeving alsook de Productwetgeving het niet verbieden. Voor de Arbowetgeving dient het doelmatig te zijn. En voor de Productwetgeving dient aan de daarop van toepassing zijnde productregelgeving te voldoen.

Er zijn meerdere fabrikanten/leveranciers die dit product aanbieden. Als voorbeeld is hieronder van twee Duitse fabrikanten de productinformatie ingevoegd. Beide fabrikanten hebben door een certificeringsbureau laten onderzoeken of het Duitse  keurmerk op hun product aangebracht mag worden. Dit keurmerk is gebaseerd op de vereisten uit de Duitse Wet op de Productveiligheid (ProdSG). Deze wetgeving is gebaseerd op de EU-Richtlijn Algemene productveiligheid (2001/95/EG) welke in Nederland in het Warenwetbesluit Algemene productveiligheid is opgenomen.

Het certificeringsbureau heeft verklaard het product voldoet aan de daarop van toepassing zijnde productveiligheidswetgeving, door het in overeenstemming zijn met het gestelde als in de EN-13374:2013 is opgenomen.

zie ook:

Bij de beoordeling van een dergelijke tijdelijke (vloer)randbeveiliging komt natuurlijk de vraag wanneer is deze wel of niet doelmatig (adequaat)?

Hoe de doelmatigheid te beoordelen:

Dit kan door het volgende in ogenschouw te nemen:

  • ​De inhoudelijke beoordeling (RI&E) door werkgever;
    • (o.a. conform arbeidshygiënische strategie)
  • Aangebracht en gebruikt conform de bij behorende gebruiksaanwijzing;
    • (zogenaamde toepassingsgebied (in lijn met EN 13374)
  • Uit te voeren eenvoudige testen op doelmatigheid
    • geen kans op doorvallen
  • grootte van openingen en evt. doelmatige kantplanken
  • kleine maximale buiging / wijken van de banden
  • (voor)spanning van spanband
  • niet bezwijken bij belasting op meest ongunstige plaats
    • < 1.25kN bij neerwaartse belasting
    • < 0,2kN parallel aan de v​loer 

De conclusie moet dan zijn dat het door- en het erover vallen, afgestemd op de doelgroep/gebruikers, voorkomen is. 

Nadere informatie:

Een gedachte over “Tijdelijke randbeveiliging”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *