Praktijkproef asbestsanering brengt onverwacht ‘onbekend gevaar’ in beeld.

Bron: Rijksoverheid en TNO

TNO is door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) gevraagd om, binnen het kader van een praktijkproef gericht op het in kaart brengen van kosten, indicatieve blootstellingsmetingen te verrichten bij een door Rijkswaterstaat (RWS) georganiseerde sanering van een asbestcement golfplaten dak (10-15% chrysotiel) waarbij gebruik werd gemaakt van de FoamShield-methode.

Uitvoering praktijkproef FoamShield-methode

De locatie is aangedragen en geregeld door RWS. Met TNO is afgestemd wanneer de sanering plaats zou vinden, en het werkplan is van te voren met TNO gedeeld.

TNO heeft een meetplan opgesteld gericht op het gedurende de meetdag zoveel mogelijk informatie verzamelen over de optredende blootstelling.

De blootstellingsmetingen zijn in lijn met de NEN 2939 (NEN, 2021) op dinsdag 13 juni 2023 verricht onder toezicht van TNO. Het meet-technische deel is uitgevoerd conform ISO 14966 (ISO, 2019) door een hierin gespecialiseerd laboratorium.

De sanering zelf werd uitgevoerd door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.

Tijdens de meetdag zijn gedurende drie shifts achtereenvolgend drie meetseries uitgevoerd. Waarbij zes persoonlijke luchtmetingen, drie stationaire luchtmetingen, twee materiaalmonsters en zeven kleefmonsters zijn verzameld.

asbestvezelconcentraties

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden tijdens de metingen waren steeds dezelfde twee personen betrokken, welke herhaaldelijk zijn bemeten. Van de persoonlijke metingen tijdens het verwijderen van de golfplaten (meetserie 1 en meetserie 2) varieerden de gemeten nominale asbestvezelconcentraties tussen de 11.000 en 17.000 vezels/m³, en de bijbehorende bovengrenzen van de 95% betrouwbaarheidsintervallen rond de nominale waarden tussen de 15.000 en 21.000 vezels/m³.

De gemeten persoonlijke nominale asbestvezelconcentraties tijdens het schoonmaken na verwijdering (meetserie 3) varieerden tussen 140 en 1.200 vezels/m³, en de bijbehorende bovengrenzen van de 95% betrouwbaarheidsintervallen rond de nominale waarden tussen de 490 en 2.200 vezels/m³.

Op vrijwel alle geanalyseerde filters zijn zowel chrysotiel- als amosietvezels aangetroffen, welke op basis van de aanwezige cementmatrix op de aangetroffen vezels, aantoonbaar uit het verwijderde asbesthoudende materiaal afkomstig zijn. Bij analyse van het verwijderde asbesthoudende materiaal is in eerste instantie alleen chrysotiel aangetroffen, maar is na heranalyse zowel chrysotiel als amosiet aangetroffen.

Overschrijding grenswaarde

Op basis van de resultaten van deze blootstellingsmetingen kan worden geconcludeerd dat tijdens het verwijderen van asbestcement golfplaten met behulp van de FoamShield methode onder de omstandigheden zoals van toepassing tijdens deze metingen de grenswaarde van 2.000 vezels/m³ ruim wordt overschreden.

Voor de interpretatie van de resultaten van deze metingen zijn de volgende observaties van belang:

  • Tijdens het verplaatsen van de losgeschroefde golfplaten van het dak naar de bak van de verreiker werden de golfplaten over elkaar heen geschoven;
  • Het was op de meetdag warm en zonnig;
  • Er werd op een aantal punten afgeweken van de werkmethode zoals opgesteld door FoamShield:
  • Het asbestdak is niet ingeschuimd van onderaf;
  • De ruimte onder het dak en de buitenkant van het dak is niet ontsmet met nevel;
  • Men maakte de golfplaten niet in het schuim los: het schuim verdween snel na het aanbrengen hiervan op de golfplaten;
  • De golfplaten werden niet in het schuim in de bak van de verreiker geplaatst.

De resultaten van deze pilot laten zien dat tijdens het verwijderen van asbestcement golfplaten de grenswaarde ruim overschreden kan worden maar echter onvoldoende zijn om de FoamShield-methode zoals voorgeschreven te beoordelen.

Conclusie n.a.v. de proef

Op basis van de resultaten van deze blootstellingsmetingen (pilot) kan worden geconcludeerd dat tijdens het verwijderen van asbestcement golfplaten met behulp van de FoamShield-methode onder de omstandigheden zoals van toepassing tijdens deze pilot (één meetdag, één meetlocatie, warm en zonnig weer, etc.) de grenswaarde van 2.000 vezels/m³ ruim wordt overschreden.

Voor de interpretatie van de resultaten van deze pilot zijn de volgende observaties van belang:

  • Tijdens het verplaatsen van de losgeschroefde golfplaten van het dak naar de bak van de verreiker werden de golfplaten over elkaar heen geschoven;
  • Het was op de meetdag warm en zonnig;
  • Er werd op een aantal punten afgeweken van de door FoamShield opgestelde werkmethode, onder andere omdat de golfplaten niet in het schuim zijn losgemaakt en in de verreiker zijn geplaatst.

De resultaten van deze pilot laten zien dat tijdens het verwijderen van asbestcement golfplaten de grenswaarde ruim overschreden kan worden. De resultaten van deze pilot geven echter onvoldoende inzicht om de FoamShield-methode zoals voorgeschreven te beoordelen.

Reactie van de overheid

In een brief aan de tweede kamer geven minister Van Gennep (SZW) en staatssecretaris Heijnen (I&W) hun reactie op de gedane praktijkproef.

De uitkomsten van de praktijkproef laten zien dat het toepassen van schuim tijdens het verwijderen van asbestdaken niet per definitie leidt tot blootstelling onder de grenswaarde. Het gebruiken van schuim lijkt daarom geen robuuste oplossing die onder uiteenlopende (weers)omstandigheden zodanig kan worden toegepast dat asbestdaken in een lagere risicoklasse kunnen worden verwijderd en kosten worden bespaard.

Dit wil echter niet zeggen dat er geen situaties zijn dat het schuim wel zodanig werkt dat asbestdaken in een lagere risicoklasse kunnen worden verwijderd. Het is aan de leverancier om via het Validatie- en Innovatiepunt (VIP) de werkmethode voor die nader te omschrijven situaties alsnog te laten beoordelen. Het VIP kijkt naast de gemeten blootstellingen onder andere naar de exacte werkmethode, de veiligheid en borging van de werkmethode, de opvang van materialen, de opleidingsvereisten en het toepassingsbereik (scope) van de werkmethode.

De praktijkproef heeft hiervoor een aantal relevante aandachtspunten opgeleverd. Gezien het vorenstaande is het aan de markt om eventueel verdere stappen te zetten.

Verbeterpunt bij het analyseren van materiaalmonsters

Onverwacht amosiet aangetroffen

In de regelgeving worden zes verschillende asbestmineralen gedefinieerd, waaronder chrysotiel en amosiet. Amosiet brengt meer gezondheidsrisico’s met zich mee dan chrysotiel.

Volgens het asbestinventarisatierapport dat is opgesteld voorafgaand aan de verwijdering van het asbestdak van de praktijkproef, zou alleen chrysotiel (10-15%) aanwezig zijn in de dakplaten.

Ook de twee laboratoria die in opdracht van TNO tijdens de praktijkproef verzamelde materiaalmonsters hebben geanalyseerd, troffen (in eerste instantie) alleen chrysotiel aan.

In de luchtmonsters die TNO zelf heeft geanalyseerd is echter naast chrysotiel ook amosiet aangetroffen. Daarop heeft één van de twee laboratoria op eigen initiatief bij heranalyse ook amosiet in de materiaalmonsters aangetroffen.

TNO heeft de aanwezigheid van amosiet in het materiaal bevestigd door zelf de materiaalmonsters te onderzoeken. Dat amosiet niet is opgemerkt, is zorgelijk. Hoewel deze soort asbest in veel lagere concentraties (0,1-2%) in het materiaal aanwezig was dan chrysotiel, had dit moeten worden gevonden.

Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er mensen zijn blootgesteld aan asbest door het niet opmerken van amosiet. De monsters zijn namelijk wel als asbesthoudend materiaal aangemerkt doordat chrysotiel is aangetroffen.

Actie n.a.v. bevindingen

Met Fenelab (de brancheorganisatie van geaccrediteerde laboratoria) is overleg geweest over de bevindingen. Fenelab heeft laten weten dat de oorzaak van het niet aantreffen van amosiet moet worden gezocht in onbekendheid bij de laboratoria met de mogelijke aanwezigheid van amosiet in asbestcement. Afgesproken is dat Fenelab de volgende verbeteracties zal uitvoeren:

  • Bij de NEN-commissie aangeven dat in de norm voor het uitvoeren van asbestanalyses in materialen (NEN 5896) moet worden opgenomen dat amosiet kan worden verwacht in asbestcement.
  • De leden van Fenelab worden geïnformeerd via de ledenvergadering en via een nieuwsbrief worden ook andere laboratoria en VOAM, de branchevereniging van asbestinventarisatiebureaus, geïnformeerd.
  • In de eerste helft van 2024 houdt Fenelab een blind onderzoek, waarbij een amosiethoudend monster van asbestcement ter analyse wordt aangeboden aan alle in Nederland opererende laboratoria om na te gaan of zij het amosiet hierin aantreffen.

Aan de hand van de uitkomsten kunnen zo nodig verdere acties worden vastgesteld. Het is belangrijk dat asbestanalyses, de basis van een goed functionerend asbeststelsel, betrouwbaar zijn. Het is daarom goed dat hierin een verbeterpunt is gesignaleerd en dat Fenelab dit heeft opgepakt. Hierover zijn dan ook afspraken gemaakt met Fenelab.

Betrouwbaarheid praktijkproef

Benadrukt wordt dat het aanvankelijk niet vaststellen van amosiet in de asbestmonsters, geen invloed heeft gehad op de betrouwbaarheid van de uitgevoerde praktijkproef. Ten slotte wordt geconcludeerd dat deze praktijkproef het belang heeft aangetoond van de zorgvuldig ingerichte VIP-procedure. Daarbij wordt naast de gemeten blootstellingen naar meerdere aspecten gekeken, zoals de borging en het toepassingsbereik van de werkmethode. De praktijkproef heeft hiervoor relevante aandachtspunten opgeleverd.

klik hier voor het rapport van TNO

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *