Privatiseer bouwtoezicht niet

opinie

Richard Neerhof en Stéphanie van Gulijk–  25 juli 2017

De Eerste Kamer heeft gelukkig geen fiat gegeven aan het krakende wetsvoorstel voor het bouwtoezicht. Dat biedt een kans om het wel goed te regelen, volgens Richard Neerlof en Stéphanie van Gulijk.

De veelstemmige kritiek op het wetsvoorstel om het bouwtoezicht te privatiseren kreeg onlangs gehoor. In de Eerste Kamer kreeg het geen meerderheid. En dat is maar goed ook, het wetsvoorstel piept en kraakt. Met de huidige opzet neemt de kans op incidenten niet per se af. Integendeel. Dit gebrek aan steun is echter ook een kans op een plan dat écht kwaliteitsverbetering brengt.

Het toezicht op bouwplannen schiet nu in de praktijk vaak tekort. Zowel bij het ontwerpen als het uitvoeren van een bouwwerk zien de gemeentelijke toezichthouders fouten over het hoofd. Incidenten als de omgevallen hijskraan in Alphen aan den Rijn, het instorten tijdens de bouw van het dak van de tribune Grolsch Veste en van de parkeergarage bij Eindhoven Airport zijn verontrustende voorbeelden.

Marktpartijen prikkelen

In het wetsvoorstel 'Kwaliteitsborging voor het bouwen' dat bij de Eerste Kamer op tafel lag, toetsen gemeenten bouwplannen niet meer vooraf en houden ze ook niet langer toezicht tijdens de bouw. Deze verantwoordelijkheden worden overgeheveld naar private kwaliteitsborgers. Dat moet marktpartijen meer prikkelen om zelf verantwoordelijkheid voor de bouwkwaliteit te nemen, met als voordeel dat de kosten om fouten te herstellen dalen. Echter, gemeentebesturen blijven degene die sancties opleggen als een bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften.

Het enkel aanscherpen van aan­spra­ke­lijk­heid van aannemers biedt geen soelaas

Daarop kwam veel kritiek. De vier grote steden (G4) verzetten zich tegen een wet waarin gemeenten wel verantwoordelijk zijn voor adequaat ingrijpen als het misgaat, terwijl ze geen zicht meer hebben op het bouwproces zelf. Bouwend Nederland heeft er grote problemen mee dat bouwbedrijven vaker voor fouten gaan opdraaien, ook bij professionele opdrachtgevers.

Pilots met de nieuwe opzet brachten ook al veel onvolkomenheden aan het licht. Zo bleek de kwaliteitscontrole ondermaats, die bovendien onbekende of hoge kosten met zich mee bracht. Bij schaduwcontroles ontdekten gemeenten soms essentiële gebreken. Zo legde Den Haag de bouw stil van een woning wegens instortingsgevaar.

Nieuwe bureaucratie

Punt van zorg is of de private kwaliteitsborgers wel onafhankelijk genoeg zijn. Bij fouten zijn ze volgens hoogleraar Ira Helsloot aansprakelijk en worden ze uit het systeem van kwaliteitsborging geschrapt. Maar werkt dat wel zo? Als ze ten onrechte een verklaring afgeven dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften, blijft de aannemer aansprakelijk. Ook zullen de borgers hun aansprakelijkheid contractueel proberen te beperken of zich massaal gaan verzekeren. Het wetsvoorstel voorziet wel in een toezichthouder, maar het gevaar is dat vooral nieuwe bureaucratie ontstaat.

Steeds weer blijkt dat bij de bouw betrokken partijen onderling slecht communiceren en niemand verantwoordelijkheid neemt. Het enkel aanscherpen van aansprakelijkheid van aannemers biedt geen soelaas. In een verbeterd wetsvoorstel moeten we verantwoordelijkheden voor bouwkwaliteit bij álle partijen neerleggen, dus de aannemer, maar ook de architect, de ontwerper, de adviseur en de opdrachtgever. Dit kan door wettelijk verplichte verzekeringen voor alle betrokkenen. Bij premiedifferentiatie en een verhoogd eigen risico zullen ze de gevolgen van fouten ook in hun portemonnee voelen. 

Als verzekeraars op hun beurt kwaliteitstoetsing eisen, ontstaan vanzelf betrouwbare instrumenten van kwaliteitsborging. Dat maakt dan toezicht door een nieuw bestuursorgaan overbodig. Nog een voordeel: gemeentelijke eindcontrole van bouwwerken kan beperkter zijn als kwaliteitsborgers in staat zijn gebleken goed toezicht te kunnen houden. De eindverantwoordelijkheid voor controle van bouwwerken moet namelijk blijven waar ze hoort. Burgers veiligheid bieden is immers een overheidstaak.

Richard Neerlof  is hoogleraar bestuursrecht aan de VU Amsterdam, Stéphanie van Gulijk is universitair hoofddocent privaatrecht aan Tilburg Universitu

Bron: TROUW.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *