‘Een mooi maar complex werkveld’

Overgenomen van: magazines.openbaarministerie.nl

Maurice van Heemst en Loes van Kooten van het FP over dodelijke arbeidsongevallen.

Jaarlijks vinden er in ons land tussen de vijftig en zeventig dodelijke arbeidsongevallen plaats. De slachtoffers ervan zeiden ‘s morgens met een routineus gebaar hun dierbaren gedag, riepen bij het dichttrekken van de deur nog een keer ‘tot vanavond’ maar keerden vervolgens nooit meer terug. De afhandeling van dit soort tragische en vaak uiterst emotionele zaken is in handen van het Functioneel Parket, waar de laatste jaren hard is gewerkt aan een eenduidige aanpak ervan, en aan het opbouwen van professionele expertise.

Vakantiewerker (15) overlijdt na ongeval met heftruck (Algemeen Dagblad), Bouwvakker overleden na instorten muur (Noord-Hollands Dagblad), Val uit hoogwerker wordt William (39) fataal(De Gelderlander), Havenarbeider geplet tussen containers (Het Parool), Glazenwasser dood na val van ladder (RTV Utrecht), Wegwerker omgekomen bij ongeval (RTV Oost),Dode door ongeluk in machinefabriek (Brabants Dagblad), Beroepsduiker overleden bij werk aan sluizencomplex Driel (De Telegraaf)…

Sectoren die traditioneel ‘hoog scoren’ op het gebied van dodelijke arbeidsongevallen zijn de industrie (27%), de bouwnijverheid (20%), de handel (14%) en vervoer en opslag (10%), maar ook in minder voor de hand liggende sectoren zit een dodelijk ongeval soms in een klein hoekje. Sommige daarvan zijn het gevolg van een noodlottig toeval, maar in het merendeel van de zaken blijkt na onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie (die deel uitmaakt van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) dat de werkgever wel degelijk iets te verwijten valt.

Voorheen werden dat soort strafrechtelijke onderzoeken gedaan door de afzonderlijke arrondissementsparketten, maar omdat het uiteindelijk om economische delicten gaat, zijn ze sinds 2016 ondergebracht bij het Functioneel Parket (FP). Verdeeld over Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Den Bosch houdt een twintigtal milieuofficieren zich met dit soort, emotioneel vaak zwaar beladen zaken bezig.Maurice van Heemst (FP Rotterdam) en Loes van Kooten (FP Zwolle)

Twee van hen zijn Loes van Kooten (FP Zwolle) en Maurice van Heemst (FP Rotterdam), die tevens landelijk portefeuillehouder is. “Voorheen was het met dit soort zaken vooral ieder voor zich, versnipperd over de verschillende parketten,” zegt Van Heemst. “De overgang naar het FP heeft ertoe geleid dat we als OM een eenduidige werkwijze hebben kunnen ontwikkelen bij de aanpak van dit soort zaken. Groot voordeel is bovendien dat het FP in veel andere zaken al nauw samenwerkte met de arbeidsinspectie.”

“Toch heeft het wel even geduurd voordat het hier goed geland was,” reflecteert zijn collega-officier Van Kooten. “De impact van de overdracht is denk ik veel groter geweest dan we van te voren hadden gedacht. De hoeveelheid werk die dit soort zaken met zich meebrengt, inclusief de begeleiding van slachtoffers en nabestaanden, is enorm. Dat hebben we echt onderschat.”

‘De hoeveelheid werk die dit soort zaken met zich meebrengt, inclusief de begeleiding van slachtoffers en nabestaanden, is enorm’

Een groot verschil met veel andere FP-zaken is dat er bij dodelijke arbeidsongevallen vrijwel altijd nabestaanden in het spel zijn. Dat maakt het werk mooi en maatschappelijk relevant. Als officier weet je voor wie je het doet, maar het vereist ook andere kennis en vaardigheden.

Wanneer Van Heemst, die in het verleden ook als slachtoffer-officier werkte, in 2017 bij het FP aan de slag gaat, valt hem direct op dat het parket niet of nauwelijks slachtoffergericht is. “Het voeren van slachtoffergesprekken was nog helemaal niet geïncorporeerd,” zegt hij. “Terwijl dat in dit soort zaken vaak heel wenselijk is. Inmiddels zijn we daar een stuk verder in. Met alle officieren en secretarissen die dit soort zaken binnen het FP doen komen we elk kwartaal bij elkaar. Tijdens die bijeenkomsten wordt de ruimte geboden om specifieke casussen en dilemma’s met elkaar te delen, maar ook om te vertellen wat het met jezelf doet, want dat moet je niet onderschatten. Wij hebben echt steun aan elkaar. We leren van elkaar. Ook dat is wat mij betreft een belangrijk onderdeel van de professionele expertise die we de laatste jaren met elkaar aan het opbouwen zijn.”

Emotioneel loodzwaar

“Veel zaken zijn emotioneel loodzwaar,” beaamt Van Kooten. “Voor de nabestaanden die een dierbare hebben verloren, voor een werkgever die het natuurlijk ook nooit zo heeft gewild, maar ook voor ons. Ik had een zaak waarbij het ging om een beroepsduiker die tijdens werkzaamheden om het leven kwam. Een jonge vent nog van 34 jaar. Toen die zaak op zitting kwam waren er inmiddels vier jaar verstreken, maar de verdachten, zijn werkgevers, waren stuk voor stuk nog helemaal kapot van zijn dood. Om nog maar te zwijgen over de familie van het slachtoffer die achter hen in zaal zat. De sfeer die er in zo’n rechtszaal hangt… Dan kun je nog zoveel ervaring hebben, dat hakt er keihard in.”Bij de stuw van het Gelderse Driel, in de Nederrijn, is een monument geplaatst ter nagedachtenis aan Bart Huijbers, de beroepsduiker die hier in 2017 tijdens werkzaamheden om het leven kwam.

Van Heemst: “Soms zijn slachtoffer en verdachte ook veel meer van elkaar dan alleen werkgever, werknemer of collega. Ik herinner mij een zaak van drie mannen die al vijftien jaar lang een hecht team vormden in de bouw. Op een dag reed een van hen achteruit met de grote graafmachine waarmee zij altijd werkten en zag daarbij een van de anderen over het hoofd. Het slachtoffer werd letterlijk plat gereden door zo’n enorme rupsband. De man die achter het stuur zat, verloor niet alleen een collega, maar ook een van zijn beste vrienden. Daar zal hij mee moeten leren leven. De weduwe vond dat hij geen straf moest krijgen, maar hij is evengoed wel veroordeeld door de meervoudige kamer. Uit onderzoek bleek dat hij al weken lang zonder zijspiegel werkte. Hij had hem niet eens uitgeklapt. Die man zat ten tijde van de zitting nog middenin een rouwproces, maar hij kreeg wel 100 uur werkstraf opgelegd.”

‘De sfeer die er in zo’n rechtszaal hangt… Dan kun je nog zoveel ervaring hebben, dat hakt er keihard in’

Van Kooten: “Het zijn strafzaken, maar waar het vooral om gaat is het vaststellen van de schuld. Wat voegt een gevangenisstraf in zo’n geval nog toe? Zelfs het eisen van een werkstraf vind ik soms al ingewikkeld.”

‘Het was hun zoon’

Van Heemst: “Het zijn vaak nare zaken. Voor iedereen. Ook voor ons. En niet alleen op zitting. Het begint vaak al bij de slachtoffergesprekken die je voert met nabestaanden. Daar moet je niet te licht over denken. Je bent soms helemaal leeg na zo’n gesprek.”

Van Kooten: “Je bent professional, je kunt niet meegaan in die emoties. Het is niet jouw verdriet, maar je moet wel empathisch zijn. Ik begin altijd met de vraag ‘hoe gaat het met jullie?’ maar daarna moet je er vrij snel voor zorgen dat het een juridisch gesprek wordt. Dat je mensen uitlegt hoe dingen in zijn werk gaan. Die omschakeling is niet altijd makkelijk.”

“Wat ik ook vaak lastig vind,” zegt Van Heemst, “is het verzoek van nabestaanden om de foto’s te zien die na het ongeval van het slachtoffer zijn gemaakt. Soms is het ongeval zelfs op camera vastgelegd. Dat kunnen heel nare en soms ook onsmakelijke beelden zijn. Op zitting toon je die bij voorkeur niet, maar als nabestaanden die beelden echt willen zien, omdat men ze nodig denkt te hebben bij het verwerkingsproces, wat doe je dan?”

Van Kooten: “Uiteindelijk is het niet aan ons om voor nabestaanden te bepalen wat zij wel of niet aankunnen. Bij de zaak van de duiker waar ik zojuist over sprak waren er geluidsopnamen van de laatste momenten dat hij nog in leven was. Opgenomen communicatie tussen de duiker onder water en de rest van het team aan de oppervlakte. Vanaf het moment dat hij door de zuiging van het water in de problemen kwam, tot zijn doodsnood en uiteindelijk zijn laatste woorden. De ouders van het slachtoffer wilden die opnames graag hebben. Ik heb daar met collega’s lang over gesproken en uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat, hoe gruwelijk het ook is, je zo’n verzoek niet kunt weigeren. Juridisch wellicht wel, maar moreel niet. Het was hun zoon. Ik heb er toen wel bij gezegd dat ze goed moesten nadenken over hoe, wanneer en met wie ze naar die opnames wilden luisteren. Je kunt daar bijvoorbeeld je huisarts bij betrekken. Op het moment dat de zaak op zitting kwam, hadden ze die opnames al zeker twee jaar in hun bezit. Ze hadden er nog steeds niet naar geluisterd. Tot mijn verbazing besloot de rechter vervolgens om op zitting een aanzienlijk deel van de transcriptie van die opname letterlijk voor te lezen. Ik vond dat niet per se nodig, maar goed, hij deed het. Daarna kon je in de zaal een speld horen vallen.”

‘Wiens brood men eet…’

Bij dodelijke arbeidsongevallen geldt voor elke werkgever een meldplicht. Naast politie en hulpverleners is ook een team van inspecteurs van de Nederlandse Arbeidsinspectie zo snel mogelijk ter plaatse om de toedracht van het ongeval te onderzoeken. Net als bij het OM is ook bij de inspectie inmiddels een belangrijke expertise-slag geslagen. Voorheen deden de inspecteurs dit soort onderzoeken naast hun reguliere controlewerkzaamheden op de werkvloer, maar vorig jaar is binnen de Nederlandse Arbeidsinspectie een zogenaamde strafrechtpool opgericht. Een ‘dedicated team’, is de ervaring van Van Heemst, van zo’n dertig inspecteurs dat zich vrijwel uitsluitend bezighoudt met het onderzoeken van dodelijke arbeidsongevallen.

“Wat dit soort zaken voor ons uitdagend en interessant maakt,” zegt Van Heemst, “maar soms ook ingewikkeld, is dat we met zoveel verschillende sectoren te maken krijgen. Stukken staan vaak vol technische termen en jargon waar je totaal niet in thuis bent. De kunst is om uiteindelijk toch een dossier aan te leveren waarmee je de rechter kunt overtuigen. Daarin spelen de specialisten van de Arbeidsinspectie een cruciale rol.”

Zodra de inspecteurs ter plaatse gaan wordt de dienstdoende officier van het FP van het voorval op de hoogte gesteld. Mocht het bijvoorbeeld nodig worden geacht om een patholoog-anatoom sectie op het lichaam te laten verrichten, dan is het aan de officier van dienst om daar toestemming voor te geven. Verder gaan de inspecteurs bij hun onderzoek zoveel mogelijk zelfstandig te werk. Ze proberen ter plekke getuigen te horen en andere relevante informatie over het ongeval en over het naleven van de veiligheidsvoorschriften door de werkgever te verzamelen. Ook zien zij erop toe dat het lichaam door een schouwarts wordt bekeken.

“Vooral het zo snel mogelijk horen van getuigen, in veel gevallen collega’s van het slachtoffer, is vaak van groot belang,” zegt Van Kooten. “Zodra er een advocaat om de hoek komt kijken, en dat is vaak al heel snel, dan worden dat soort werknemers al gauw geadviseerd of opgelegd om toch maar zo min mogelijk te vertellen of zelfs helemaal niets te verklaren. Dan moet je nog maar zien dat je het in een later stadium nog boven water krijgt allemaal.”

“Wiens brood men eet, diens woord men spreekt,” haalt Van Heemst in dat kader een oud spreekwoord van stal. “Een werknemer staat op de een of andere manier altijd onder invloed van zijn werkgever. Dat levert soms ingewikkelde situaties op als getuigen hun verhaal moeten vertellen. Mensen kunnen bang zijn hun baan te verliezen. Zeker wanneer er een advocaat aan tafel zit die door de baas wordt betaald.”

Dagvaarden of strafbeschikking?

Wanneer uit onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat de werkgever een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, wordt in principe altijd tot vervolging overgegaan. Het uitgangspunt daarbij is: dagvaarden, tenzij… In beginsel moet een werkgever in het openbaar verantwoording afleggen, maar er kunnen omstandigheden zijn waarin het opleggen van een OM- strafbeschikking passender is. Meestal in combinatie met het informeren van de pers, omwille van de openbaarheid en de generale preventie. Ook daarbij worden, net als bij een gerechtelijk vonnis, boetes opgelegd die variëren van enkele tienduizenden euro’s tot ver boven een ton.

‘Veiligheids-maatregelen worden door werkgevers, maar ook door werknemers, nog veel te vaak als gedoe gezien’

Meerdere aspecten kunnen bij het maken van die afweging een rol spelen. Hoe is de opstelling van het bedrijf geweest na het ongeval? Heeft het lering getrokken uit het gebeurde? Heeft de werkgever zijn verantwoordelijkheid genomen richting de nabestaanden? In hoeverre heeft men zich meewerkend opgesteld tijdens het onderzoek? Is zoiets bij hetzelfde bedrijf vaker gebeurd? Is er eerder al eens aan de bel getrokken bij de inspectie?

“Maar we luisteren daarbij ook naar de nabestaanden,” zegt Van Heemst. “Ik had ooit een zaak waarbij ik te maken had met een weduwe in een rolstoel. Haar man was vrachtwagenchauffeur, maar ook haar mantelzorger geweest. Hij werd bedolven onder een zware lading die op de vorken van een heftruck was gaan wankelen. Zijn weduwe gaf aan dat ze zo’n openbare zitting geestelijk en lichamelijk niet aankon. Ik heb toen mediation laten plaatsvinden tussen haar, de werkgever en de vorkheftruckchauffeur die bij het ongeval betrokken was geweest. Op die manier kreeg ze toch een idee van hoe de laatste momenten van het leven van haar man eruit hadden gezien. Met de werkgever heeft ze ook de plaats van het ongeval bezocht. Die werkgever was een first offender en bovendien bereid een ruimhartige schadevergoeding te betalen. Dat alles bij elkaar maakte een strafbeschikking wat mij betreft passender dan een openbare zitting.”

Calculerende daders

Ook kunnen er omstandigheden zijn die ertoe leiden dat niet alleen het bedrijf, maar ook een of meerdere natuurlijke personen vervolgd worden. Denk daarbij aan een leidinggevende of een andere direct betrokkene die dusdanig verwijtbaar heeft gehandeld dat hem dood door schuld ten laste kan worden gelegd. Of een werkgever die bewust bespaart op veiligheid ten koste van zijn werknemers. De zogenoemde calculerende daders.

Van Heemst: “In de praktijk komen we die gelukkig zelden tegen. Negen van de tien keer zijn dit soort ongevallen het gevolg van onvoldoende nadenken, nonchalance en een cultuur van ‘zo doen we het al jaren’. Juist om die cultuur te doorbreken is het belangrijk dat we met dit soort zaken de openbaarheid zoeken.”

Van Kooten: “Veiligheidsmaatregelen worden door werkgevers, maar ook door werknemers nog veel te vaak als gedoe gezien. Ik heb zaken gedaan waarbij beveiligingssystemen op bepaalde machines bewust werden omzeild door bijvoorbeeld ergens een pin in de steken. Want anders kostte het allemaal zoveel tijd… Dat is een cultuur die onder werknemers kan ontstaan en waar je als werkgever echt bovenop moet zitten. Een veilige werkomgeving vereist een actieve opstelling. Dat is niet een keer een risico-inventarisatie opstellen en dan klaar. Als je het echt serieus neemt dan heb je een arbo-coördinator rondlopen die continu een vinger aan de pols houdt, dan heb je regelmatig terugkerende toolbox-meetings met je werknemers, dan doe je er alles aan om bepaalde risico’s uit te sluiten of op z’n minst te minimaliseren.”

‘Op dit moment zijn we hard bezig om die wet aangepast te krijgen, zodat nabestaanden van dodelijke arbeids-ongevallen ook spreekrecht krijgen’

Met de overgang van dodelijke arbeidsongevallenzaken van de verschillende arrondissementsparketten naar het FP, en met de oprichting van de strafrechtpool bij de Nederlandse Arbeidsinspectie zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Een andere positieve ontwikkeling is de op handen zijnde aanstelling van speciale casemanagers bij Slachtofferhulp Nederland. Professionals die niet alleen praktische en juridische hulp verlenen aan nabestaanden, maar ook psychosociale hulp. “Dat is iets waarvoor wij ons jarenlang hebben hardgemaakt,” zegt Van Heemst. “Met positief resultaat want de financiering is daarvoor recent rondgekomen. Zo’n casemanager kan bijvoorbeeld ook bij slachtoffergesprekken aanschuiven en zich bezighouden met de emotionele begeleiding. Nu ligt die taak nog vaak bij ons, terwijl wij juristen zijn. Zowel voor nabestaanden als voor ons is dat heel goed nieuws.”

Spreekrecht

Een zelfde soort omslag hoopt het FP zo snel mogelijk te bewerkstelligen als het gaat om het spreekrecht van nabestaanden op zitting. Bij dit soort zaken wordt veelal artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet ten laste gelegd. Omdat het daarbij gaat om economische delicten is de wettelijke regeling van spreekrecht daarop niet van toepassing. “Dat is heel krom en voor nabestaanden ook moeilijk te verkroppen,” zegt Van Heemst. “Nabestaanden van een dodelijk verkeersslachtoffer, waarbij een andere weggebruiker als schuldige wordt aangewezen, hebben bijvoorbeeld wel spreekrecht in de zittingszaal. Op dit moment zijn we hard bezig om die wet aangepast te krijgen, zodat nabestaanden van dodelijke arbeidsongevallen ook spreekrecht krijgen. Dat is nu alleen het geval wanneer je iemand vervolgt voor dood door schuld, maar dat doe je in beginsel niet wanneer je alleen een bedrijf vervolgt. Aan nabestaanden is dat eigenlijk niet uit te leggen.”

“Het is een heel mooi maar complex werkveld,” besluit Van Heemst.

“Dat is het,” beaamt Van Kooten.

Tekst Jochem Davidse

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *